36
Kenneth en Sandra Bruce hadden verwacht dat het huis er nog hetzelfde uit zou zien als toen zij er woonden, maar er was zoveel veranderd, dat ze een wat verdwaasde indruk maakten. Ze slenterden door de grote woonkamer en keken om zich heen als onwennige bezoekers in een kunstgalerie, zonder precies te weten welke reactie er van hen werd verwacht.
‘Het is mooi geworden,’ zei Sandra. ‘Echt, heel mooi.’
Fran merkte dat Euan niet met zijn gedachten bij het bezoek was. Hoogstwaarschijnlijk dacht hij nog steeds aan de kassabon van Safeway’s en de blocnote die ze nog niet hadden doorgenomen. Misschien was dat voor hem een manier om zich dichter bij zijn vermoorde dochter te voelen. Het leek wel alsof hij dacht dat Catherine nog steeds met hem probeerde te communiceren. Maar op zijn bezoekers kwam hij ongeïnteresseerd en bijna arrogant over. Zonder het van plan te zijn nam Fran de rol van gastvrouw op zich, ze pakte hun jassen aan en vroeg of ze koffie wilden. Er was een vrouw met hen meegekomen, een politieagente in burger. Misschien kenden ze haar van de tijd dat ze op Shetland woonden, want ze noemden haar bij haar voornaam, Morag.
‘Kijken jullie zelf maar een beetje rond,’ zei Fran ten slotte. ‘Dat vindt Euan wel goed, toch?’
Geschrokken keek Euan op. ‘Ja, ja, natuurlijk.’
De zoon, Brian, die met zijn ouders was meegekomen, had Frans vragen over koffie of frisdrank beantwoord met woorden van één lettergreep. Hij was een lange, slungelachtige jongen die zich niet thuis leek te voelen in zijn eigen lichaam en die een onzekere, hoge stem had. Toen zijn ouders boven gingen kijken, bleef hij beneden bij het vuur zitten, met zijn reusachtige handen om een blikje cola geslagen en kijkend naar zijn schoenen. Euan, die bij het grote raam naar Raven Head stond te staren, leek niet in de gaten te hebben dat hij nog in de woonkamer was. Fran kon de stilte niet langer verdragen.
‘Ik neem aan dat je je niet veel meer van het huis herinnert,’ zei Fran tegen de jongen. ‘Je was nog erg jong toen jullie zijn verhuisd.’
Brian keek op. Hij had jeugdpuistjes op zijn kin.
‘Sommige dingen herinner ik me nog heel goed,’ zei hij. ‘De dag dat Cat verdween. Dat herinner ik me.’
Fran wachtte tot hij meer zou zeggen, maar hij bracht het blikje naar zijn mond, gooide zijn hoofd achterover en nam een slok.
‘Het zijn de kleine dingen die je onthoudt, hè?’ zei Fran. ‘Zoals wat jullie hadden gegeten en wat voor kleren je aanhad.’
Hij glimlachte en Fran zag dat hij een aantrekkelijke man zou worden. ‘Ik had mijn Celticshirt aan. Ik weet niet waarom, maar ik ben altijd supporter van Celtic geweest.’
‘Het was in de vakantie, hè? Je had geen school.’
‘Ik had een hekel aan school.’
‘O, ja?’ Ze had willen vragen waarom, maar ze wilde niet het risico lopen dat hij weer zou dichtklappen.
‘Misschien kwam dat wel door Cat. Die had echt de pest aan school en had me de moed al ontnomen voordat ik oud genoeg was om naar school te gaan.’
‘Waarom had ze er zo’n hekel aan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Mevrouw Henry had de pik op haar. Tenminste, dat zeiden mijn ouders. U weet wel, dan praten ze over dingen en denken dat je te jong bent om die te kunnen begrijpen. Mijn vader wilde haar naar een andere school doen. Hij zei dat ze het in Ravenswick niet zou redden als mevrouw Henry het haar voortdurend moeilijk maakte. Mijn moeder vond het nogal gênant. Hoe moesten ze het aan haar uitleggen?’ Hij keek op naar Fran. ‘Ze waren niet echt bevriend, mijn ouders en mevrouw Henry. Maar ze waren wel buren en kwamen bij elkaar over de vloer. U begrijpt dat ze Cat niet zomaar van school konden halen. Dat zou zijn alsof ze wilden zeggen: u bent een waardeloze onderwijzeres. Toen Cat vermist was, gaf mijn moeder zichzelf de schuld daarvan. Ze dacht dat als ze Cat op een andere school had gedaan, het nooit gebeurd zou zijn. Mijn vader vond dat een idioot idee. Ja, het was in de vakantie. Het laatste waar Cat aan zou denken, was aan school.’
‘Waarom had mevrouw Henry de pik op haar?’ En wat gaat er gebeuren als ze de pik op Cassie heeft, dacht ze.
‘Dat weet ik niet. Cat was altijd nogal druk. Ze kon nooit stilzitten en deed nooit wat er gezegd werd. Ze wilde dat anderen naar haar keken.’
‘Dat moet moeilijk voor jou zijn geweest.’
‘Niet echt. Ik wilde niet dat mensen naar me keken.’ Hij wachtte even. ‘Mevrouw Henry vond dat ze naar een dokter moest. Een psycholoog of zoiets. Mijn vader was woedend. Die zei dat er niks mis was met Cat. Mevrouw Henry kon gewoon niet met intelligente kinderen omgaan.’ Hij glimlachte weer. ‘Ook dat had ik niet mogen horen.’
De Bruces waren nog steeds boven. Fran hoorde hun voetstappen en gedempte stemmen boven zich. Ze moesten nu in Euans slaapkamer zijn, de kamer waar zij hadden geslapen en waar ze hun kinderen hadden verwekt. Ze dacht dat Brian uitgepraat was, maar ondanks alle veranderingen leek het erop dat het huis oude herinneringen in hem omhoogbracht. ‘Op de dag dat ze verdween werd mama gek van haar. Het was een zonnige, winderige dag en mama was de gordijnen aan het wassen. Ik weet nog dat ze op een stoel stond om de gordijnen van de rails te halen. De ramen waren toen kleiner, maar het was toch nog lastig werk. Cat was door de kamer aan het rennen en botste tegen de stoel op. Mama viel en de stof van het gordijn scheurde. Mama werd boos en riep tegen ons dat we buiten moesten gaan spelen.’ Hij wachtte weer even. ‘Er hing al wasgoed aan de lijn. Handdoeken en kussenslopen. Ik kan ze voor me zien, wapperend in de wind. Is het niet raar dat sommige beelden in je hoofd blijven zitten?’
‘Als een film,’ zei Fran, en ze dacht aan Catherine.
‘Ja, precies, als een film.’
‘En toen is Cat weggelopen?’
‘Nee, we hebben eerst nog wat gespeeld. Ik weet niet meer wat voor spel, maar Cat zal de leiding wel gehad hebben. Zij was altijd de baas. Toen ging ze in de tuin bloemen plukken. Er stonden wat bloemen in de tuin, in de beschutting van het huis. De grote trots van mijn moeder. Ik zei tegen Cat dat mama boos zou worden als ze het wist. Maar Cat zei dat ze voor Mary waren en dat mama het niet erg zou vinden. Ze had tegen Cat gezegd dat ze aardig voor Mary moest zijn.’
‘De moeder van Magnus? Die op Hillhead woonde?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Ze was heel oud. Ik dacht dat ze wel honderd moest zijn, want Magnus was oud en zij was zijn moeder. Maar ik geloof dat hij een jaar of zestig was en zij begin tachtig. Toen Cat genoeg bloemen had geplukt, bond ze een van haar haarlinten eromheen om er een bosje van te maken en is ze ermee de heuvel op gerend. Ik ben naar het strand gegaan. Daar waren kinderen aan het spelen. Mama dacht dat Cat bij mij was, want later kwam ze ons roepen om te eten.’ Hij wachtte weer even. ‘De rest is nogal vaag. Dit is alles wat ik me duidelijk kan herinneren.’
Ze hoorden Sandra en Kenneth Bruce de trap af komen. Hun voetstappen klonken hard en hol op de kale houten treden. Ze bleven in de deuropening staan, met Morag achter hen. Sandra bette haar ogen met een zakdoek.
‘Kom, jongen,’ zei Kenneth. ‘We gaan.’
Brian stond op, knikte naar Fran en Euan, die zich had omgedraaid bij het raam, en liep met zijn ouders naar de voordeur. Euan liet zijn bezoek niet uit. Fran liep met de Bruces mee naar de auto en vond dat ze zich moest verontschuldigen voor zijn onbeleefdheid.
‘Het is een vreselijke schok voor meneer Ross geweest,’ zei ze. ‘U begrijpt dat vast wel.’
Toen ze het huis weer binnenkwam, zat Euan al aan de keukentafel. Hij had de groene schooltas erop gelegd en de blocnote eruit gehaald. Die lag ongeopend voor hem en hij staarde ernaar. Hij wachtte totdat ze naast hem kwam zitten en stak toen pas zijn hand uit om hem open te slaan. Zijn hand trilde. Fran schoof haar stoel dichter naar de zijne zodat ze tegelijk konden lezen. Zijn adem rook naar koffie, en een beetje zuur.
De eerste bladzijde hadden ze al gezien. Vuur en ijs, meer getekend dan geschreven, in grote, gerekte letters die aan ijspegels deden denken. Op de volgende bladzijden stonden geschreven woorden, die met lijnen en pijlen met elkaar waren verbonden, alsof ze een soort plattegrond had gemaakt. Bovenaan stond vuur, en daaronder: passie, verlangen, waanzin, midzomernachtzon, Up Helly Aa en offers. Daaronder stond ijs, met verwijzingen naar: haat, onderdrukking, angst, duisternis, kou, winter en vooroordelen. De lijnen tussen de woorden waren dik en met krachtige hand neergezet.
‘Haar thema’s voor de film, neem ik aan,’ zei Euan.
‘Misschien wilde ze die emoties verkennen door ze met beelden te illustreren,’ zei Fran. ‘Iets wat te maken heeft met het extreme karakter van het landschap en met licht? Een nogal ambitieus project.’
Euan keek op van de blocnote, gestoken door welke vorm van kritiek ook. ‘Ze was zestien. Als je zestien bent heb je het recht om ambitieus te zijn.’
Hij sloeg de volgende bladzijde op, maar daar stond niets op. Hij bladerde door naar de volgende bladzijden, maar ook die waren onbeschreven. Hij wierp de blocnote van zich af en sloeg met zijn vlakke hand hard op het tafelblad. Fran schrok van de agressie van de reactie. ‘Hier hebben we niets aan,’ riep hij. ‘Ik móét weten wat er met haar gebeurd is!’
Fran wist niet wat ze moest doen. Ze zat hier met een volwassen man die midden in een woedeaanval zat en kon moeilijk tegen hem zeggen dat hij zich niet zo moest aanstellen en zichzelf tot de orde moest roepen. ‘We zijn nog niet klaar,’ zei ze. ‘We hebben de dossiers uit de tas nog. Waarom bekijken we die niet?’
Euan stond op en even dacht Fran dat hij de deur uit zou lopen en haar daar alleen zou laten zitten. Ze had de belerende toon van haar eigen stem gehoord en kon het hem niet eens kwalijk nemen. Maar in plaats van naar buiten te lopen ging hij naar het aanrecht, draaide de kraan open en plensde een paar handen koud water in zijn gezicht. Met de handdoek nog in zijn hand kwam hij naar de tafel teruglopen. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij. ‘Natuurlijk, je hebt helemaal gelijk.’ Hij was weer gekalmeerd. Fran was geschrokken van de uitbarsting, maar nu kon ze nauwelijks geloven dat die had plaatsgevonden. ‘We gaan de dossiers doornemen,’ zei Euan.
Het waren er drie, allemaal voorzien van een etiket. Geschiedenis, psychologie en Engels, stond erop. Fran liet Euan kiezen. Hij wierp een vluchtige blik in de eerste twee en schoof ze toen opzij. Het waren handgeschreven aantekeningen van lessen die ze kortgeleden had gehad. Het Engelse dossier was het dunst. Fran was even bang dat er niets in zou zitten. Toen zag ze dat er op de map een paar ‘Vuur en ijs’-beeldmerkjes waren getekend. Euan sloeg de map open en haalde er een enkel blad papier uit. Het was een A3-vel, dubbelgevouwen zodat het in de map paste. Hij streek het glad en kwam naast haar staan, zodat ze het samen konden bekijken.
Fran wist eerst niet wat ze ervan moest maken. Misschien was het een poging om willekeurige gedachten en ideeën op papier te zetten. Het vel papier was onderverdeeld in een aantal rechthoekige vakjes. Elk vakje bevatte een serie tekeningetjes in zwarte inkt. En er stonden woorden in geschreven. Het zag er heel anders uit dan Catherines gebruikelijke systematische manier van werken. Het handschrift was slordig en bijna onleesbaar.
‘Wat denk jij?’ vroeg Euan. En daarna, op meer wanhopige toon: ‘Dit is alles wat we hebben. We zullen het hiermee moeten doen.’
‘Het kan een draaiboek zijn,’ zei Fran. ‘Elke scène visueel weergegeven. Of misschien niet echt een draaiboek, want soms gebruikt ze woorden in plaats van tekeningetjes, maar een plan van hoe de film eruit moest gaan zien.’
‘Een plan van aanpak. Zodat ze wist welke scènes ze moest filmen.’
‘Zoiets.’
Ze concentreerde zich op één vakje tegelijk, dekte de andere af met haar handen en een vel papier dat ze achter uit de blocnote had gescheurd. ‘Hoe begint het? Dit is een scène met raven. Die zouden het goed doen als opening. Maar de film begint hier, thuis. Tenminste, dat denk ik.’ Ze ging door naar het volgende vakje. ‘Zegt dit jou iets?’
‘Daar staat “groepskamer”. Zo noemen ze de gemeenschappelijke ruimte van de zesdejaars op school. Een scène in de groepskamer, neem ik aan.’
‘En dit?’
Euan schudde zijn hoofd. ‘Een paar figuurtjes met harken als armen en benen, die door een kind getekend zouden kunnen zijn. Voor haar betekende het blijkbaar iets. Een soort geheugensteuntje. Mij zegt het niets. Maar deze opzet geeft ons tenminste iets om mee te werken. Het zou mogelijk moeten zijn om uit te vinden wat ze van plan was.’
Fran achtte het onwaarschijnlijk dat ze er ooit zeker van zouden zijn wat Catherine in gedachten had, maar dat zei ze niet. Ze was allang blij dat Euans humeur een beetje was opgeknapt. Ze ging door met de volgende vakjes. In één vakje herkende ze schapen en in het volgende meeuwen. Misschien moesten die beelden dienen als achtergrond voor haar ingesproken commentaar. Maar wat het met de thema’s vuur en ijs te maken had, zag ze nog steeds niet.
In diverse vakjes stonden voorletters van personen. De meeste ervan zeiden haar niets. Toen zag ze RI staan. Ze had niet verwacht dat Euan het zou zien, maar hij zag het wel. ‘Robert Isbister,’ zei hij. ‘Dit kan Robert Isbister zijn.’
‘Het kunnen een heleboel mensen zijn.’
‘Maar inspecteur Perez heeft me naar hem gevraagd. Hij vroeg of ik hem kende. Hij had zijn busje hier op een avond zien staan. Maar het was nadat Catherine was vermoord, dus het zal wel niks te betekenen hebben.’
Tenzij hij de film en het script heeft gestolen, dacht Fran. Dat kan na de moord gebeurd zijn. Euan was pas dagen later naar de film gaan zoeken. Maar ze hield haar gedachten voor zichzelf. Ze wilde niet hoeven uitleggen hoe zíj Robert kende. Wat moest ze zeggen? Hij is de volwassen zoon van de oudere minnares van mijn ex-man? In hetzelfde vakje met de voorletters stond nog iets geschreven.
‘Wat staat hier volgens jou?’ Catherines handschrift was erg onduidelijk in het draaiboek. Het was alsof ze haar ideeën heel snel had willen opschrijven voordat ze ze zou vergeten.
Euan draaide het vel papier naar zich toe om het beter te kunnen bekijken. ‘Een datum, 3 januari. Zo te zien is die er later aan toegevoegd. Is dat niet een andere kleur inkt?’ Hij ging rechtop zitten en rekte zich uit. ‘We moeten iets over het hoofd zien. Ik zie hier niks wat een aanwijzing voor de moord zou kunnen zijn.’
‘Misschien is er niks.’ Het klonk hard, maar Fran wist niet wat ze anders zou moeten zeggen. ‘Misschien is het al die tijd toch Magnus Tait geweest die verantwoordelijk was. Misschien zijn de film en het script niet meer in huis omdat ze er klaar mee was. Ze heeft ze voor de vakantie mee naar school genomen en daar achtergelaten. Misschien hadden we dat moeten nagaan voordat we hieraan begonnen.’
‘Nee,’ zei Euan, ‘daar neem ik geen genoegen mee. Als de film in de loop van december klaar en gemonteerd was, waarom dan die datum van 3 januari? En die aantekening over Up Helly Aa op de blocnote? Dat is pas half januari.’ Hij pakte de kassbon met de aantekening achterop. ‘Vanwaar haar interesse in Catriona Bruce?’
‘Het is niet aan ons om daar conclusies aan te verbinden.’ Fran was bang dat hij gek zou worden als hij hiermee doorging en in gedachten zag ze hem weer de hele nacht op zitten om te zoeken naar samenzweringen en geheime boodschappen in woorden die bijna achteloos waren opgeschreven. ‘Je moet dit aan Jimmy Perez laten zien. Die weet wat hij ermee moet doen.’
Opnieuw schrok ze van zijn reactie. Hij stond zo abrupt op, dat zijn stoel omviel. ‘Nee,’ zei hij. ‘Dit is míjn zaak. Dit gaat de politie niet aan.’ Toen merkte hij blijkbaar dat hij haar aan het schrikken had gemaakt. Hij zette de stoel overeind, ging zitten en werd weer de beleefde, beheerste docent. ‘Het spijt me. Je hebt natuurlijk gelijk. Maar ik maak er eerst een kopie van en geef die aan de politie. Ze zijn zo persoonlijk, deze aantekeningen. Het idee dat iemand anders ze doorneemt vind ik op de een of andere manier onverdraaglijk. Alsof ze opnieuw wordt vermoord.’